4 maart 2022
Pieter Bloemers Middendorp & andere Oost-Groningers pioniers die streden voor beter wonen
Door Sanne Meijer
In het oosten van Groningen was het vroeger niet altijd even makkelijk wonen. Onherbergzaam moeras- en veengebied, grootschalige armoede en gebrek aan infrastructuur maakten de leefomstandigheden soms verre van ideaal. Maar juist die droeve situaties zorgden ervoor dat er hier pioniers opstonden: Oost-Groningers met ideeën om de volkshuisvesting, de leefomstandigheden en woningnood daadkrachtig aan te pakken en te verbeteren. Niet alleen in Oost-Groningen, maar in heel Nederland.
Zo was politicus Hendrik Goeman-Borgesius uit Schildwolde betrokken bij de totstandkoming van de eerste Woningwet, streed huisarts Pieter Bloemers Middendorp uit Bellingwolde onvermoeibaar voor betere woonomstandigheden voor arbeiders en bedacht Huib Ottevanger uit Mussel het 1000 Woningen Plan om de woningnood in Groningen te tackelen.
Henrik Goeman-Borgesius en de Woningwet
In de negentiende eeuw groeide het bevolkingsaantal flink. Arbeiders kregen te maken met een tekort aan goedkope woonruimte. Daardoor stegen de huren, terwijl de woningen vaak van slechte kwaliteit waren. In de steden ontstonden sloppenwijken waar mensen onder erbarmelijke omstandigheden woonden. Toch werd volkshuisvesting destijds niet als een taak van de overheid gezien. Er waren grootschalige epidemieën nodig om de regering in te laten zien dat volkshuisvesting een maatschappelijk probleem was.
In 1896 werd er voor de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen een rapport uitgebracht over de woningnood. Op dat moment was Hendrik Goeman Borgesius (1847-1917) uit Schildwolde Minister van Binnenlandse Zaken. Hij maakte deel uit van het kabinet-Pierson, dat bekend zou komen te staan als het ‘kabinet van sociale rechtvaardigheid’ omdat het de wetgeving ontwikkelde die de basis vormde voor verzorgingsstaat zoals we die nu kennen. Denk maar eens aan de Leerplichtwet en de Ongevallenwet. Hendrik Goeman Borgesius zorgde eveneens voor de totstandkoming van de Woningwet in 1901, dat hij baseerde op de ideeën uit het rapport van ’t Nut. De maatregelen in de wet moesten de bouw en bewoning van slechte en ongezonde woningen onmogelijk te maken en de bouw van goede woningen te bevorderen.
De missie van Pieter Bloemers Middendorp
Regionale gezondheidscommissies werden aangesteld om toezicht te houden op de naleving van de Woningwet. Leden van die commissies moesten de woonomstandigheden ter plaatse onderzoeken en de gemeente van advies voorzien. Pieter Bloemers Middendorp (1877-1958) was huisarts in Bellingwolde en lid van de gezondheidscommissie aldaar. Zijn patiënten woonden met hun grote gezinnen in kleine arbeiderswoningen zonder sanitair en éénkamerwoningen, en zelfs in plaggenhutten. Dat mocht sinds de invoering van de Woningwet officieel niet meer, maar in praktijk stonden er tot ver in de twintigste eeuw plaggehutten in Westerwolde omdat er geen vervangende woonruimte aangeboden kon worden. Zo woonde Fennechien Wiekens tot haar dood in 1941 in een plaggenhut in Alteveer, die daarna werd verplaatst naar het Openluchtmuseum in Arnhem.
Toen Pieter Bloemers Middendorp merkte dat de lokale overheid niets doet met de adviezen van de gezondheidscommissie, besloot hij een bijzondere actie op touw te zetten: hij ging de slechte leefomstandigheden in de regio fotografisch vastleggen. Hij zocht contact met de bekende fotograaf Tonnis Post (1877-1930) die een atelier heeft in Winschoten. Samen trokken ze eropuit. Terwijl Middendorp nauwgezet de maten van de huisjes en het aantal bewoners noteerde, maakte Post indrukwekkende foto’s van buiten en binnen. Middendorp streed onvermoeibaar voor betere woonomstandigheden. Niet alleen gaf hij lezingen waarin hij de foto’s van Post laat zien, maar hij schreef ook vurige betogen in tijdschriften.
Bovendien liet Pieter Bloemers Middendorp arbeiders veen voor hem ontginnen waarop hij betere woningen wil bouwen. Daarvoor schakelde hij in 1919 de bekende architect Granpré Molière in, die in opdracht van Volkswoningbouw Bellingwolde negentien arbeiderswoningen moest ontwerpen. Het werden bijzonder opvallende huizen: ondiep maar wel heel breed. Zo zou er zoveel mogelijk licht en lucht naar binnenvallen. De huizen van Molière staan nog altijd aan de Nieuwe Veendijk en Verbindingsweg in Veelerveen.
Huibert Ottevanger en het ‘1000 Woningen Plan’
Iemand die de soms schrijnende leefomstandigheden in Westerwolde eveneens met eigen ogen had aanschouwd, was Huibert Ottevanger (1911-1996). Hij groeide op in Mussel en werd onderwijzer op een basisschool in Tange-Alteveer en later in Veendam. Na de oorlog, waarin hij actief was geweest in het verzet, werd Ottevanger benoemd tot burgemeester van Ulrum. In die naoorlogse jaren worstelde Nederland met een groot woningtekort. De babyboom zorgde ervoor dat het bevolkingsaantal steeg, maar daarentegen had de woningbouw tijdens de economische crisis en de oorlog grotendeels stil gelegen. Bovendien waren vooroorlogse huizen, die onder de Woningwet vrij luxe gebouwd waren, onbetaalbaar geworden. De situatie was dusdanig penibel dat minister-president Drees en koningin Juliana eind jaren veertig zelfs opriepen tot emigratie.
Toch moest er ook een oplossing komen voor de ‘blijvers’. Huib Ottevanger bedacht daarom een plan. Waarom niet een eenvoudig en betaalbaar woningtype ontwikkelen en daar dan een hele reeks van bouwen? Door een groot aantal woningen in één keer aan te besteden zouden de kosten immers vrij laag blijven. Het ministerie voor Wederopbouw was positief over Ottevangers ‘1000 Woningen Plan’ en stelde geld beschikbaar. Een Groninger architectenbureau leverde het ontwerp en in 1950 werden de eerste woningen gebouwd. Ze verschenen vooral op het Groninger platteland, en niet in de minste plaats in Oost-Groningen. De woningnood was daar nijpender dan in de stad.
Dertig gemeenten sloten zich aan bij het initiatief. Voor elke deelnemende gemeente ontwierp kunstenaar Anno Smith een tegeltableau, dat in de nieuwbouw werd aangebracht. Hoewel de meeste woningen uit het plan inmiddels alweer zijn verdwenen, zijn ze in Oost-Groningen hier en daar nog wel te vinden – onder meer Beerta, Scheemda en Ter Apel. In dat laatste dorp zijn ze zelfs onlangs gerestaureerd en bestempeld als monument voor de Wederopbouw. Je herkent de woningen aan de drie tegeltjes boven de voordeur. Dit was het beeldmerk van het 1000 Woningen Plan.