Door Sanne Meijer

Aan het einde van de negentiende en aan het begin van de twintigste eeuw bloeiden de landbouw en de strokarton- en aardappelzetmeelindustrieën als nooit tevoren in Oost-Groningen. Maar dit had ook een keerzijde: de kloof tussen arm en rijk werd steeds groter. Dit was het begin van de lange geschiedenis van strijd tegen sociale ongelijkheid in Oost-Groningen. Een strijd waarin een aantal onvermoeibare pioniers opstonden.

Aan het einde van de jaren zestig van de twintigste eeuw was het weer onrustig in Oost-Groningen. Dit keer was Pekela het middelpunt van stakingen. Fabrieksarbeiders legden in 1969 het werk neer om betere arbeidsomstandigheden en een hoger loon af te dwingen. Hoofdrollen waren er voor pioniers Fré Meis en de Sigarenmeisjes van Champ Clark.

Strijd in Oost-Groningen

Oost-Groningen is van oudsher een gebied waar werd gestreden tegen sociale ongelijkheid. Terwijl de rijkdom van Oost-Groninger herenboeren en fabriekseigenaren in de negentiende en twintigste eeuw naar ongekende hoogten steeg, groeide de ontevredenheid onder de arme land- en fabrieksarbeiders. De werkomstandigheden waren slecht en de lonen mager. Dat leidde tot opstanden en stakingen in het oosten van de provincie Groningen.

Het bekendste voorbeeld is waarschijnlijk de Oost-Groninger landarbeidersstaking van 1929: het langste en grootste arbeidsconflict uit de geschiedenis van het Nederlandse platteland. De staking duurde meer dan vijf maanden en op het hoogtepunt namen ruim 5000 arbeiders deel. Relatief nieuwe politiek-maatschappelijke stromingen zoals het anarchisme, communisme en socialisme schoten wortel in Oost-Groningen. Juist hier claimden arbeiders hun plekje op het politieke toneel.

Pekela, 1969

Het broeide al een tijdje in Pekela, maar in 1969 barstte de spreekwoordelijke bom. Werknemers van de strokartonfabrieken in de regio voelden zich achtergesteld, omdat hun lonen een stuk lager waren dan die van fabrieksarbeiders in de Randstad. Er werd een gelijke beloning vereist. Daarom kwamen, in september 1969, werknemers van strokartonfabriek Union bijeen in café Sasker. Zij stemden unaniem in met een wilde staking op de eerstvolgende maandag. Een ‘wilde staking’ betekent dat de staking vanuit de werknemers zelf komt, en niet vanuit een vakbond of andere werknemersorganisatie. Het initiatief van Union inspireerde werknemers van andere fabrieken in Pekela om hetzelfde te doen. Ruim 2.300 werknemers legden wekenlang elke maandag het werk neer. De stakingen zijn de geschiedenis ingegaan als de ‘Rode Maandagen’. Het leidde tot een loonsverhoging in de cao van 1970.

 

Bijeenkomst in café Sasker van arbeiders van de strokartonfabrieken. Er wordt gestemd over de staking, 1969. Persfotobureau D. van der Veen, Groninger Archieven

 

Fré Meis en de Rode Maandagen

De Rode Maandagen zijn onlosmakelijk verbonden met Fré Meis. Frederik ‘Fré’ Meis (1921-1992) groeide op in een communistisch milieu. Direct na de Tweede Wereldoorlog, waarin hij in Duitsland was tewerkgesteld, sloot Fré Meis zich aan bij de Communistische Partij van Nederland (CPN) en de Eenheids Vakcentrale (EVC). Voor de CPN werd hij gemeenteraadslid in Winschoten. Daarna was hij bijna dertig jaar gemeenteraadslid van de gemeente Groningen, en vertegenwoordigde de CPN eveneens in de Provinciale Staten van de provincie Groningen en in de Tweede Kamer.

Fré Meis verkreeg vooral bekendheid als stakingsleider in Oost-Groningen. In 1969 werd hij gevraagd de Rode Maandagen in Pekela te leiden. Eerder had hij dit al gedaan bij stakingen in Rotterdam en Amsterdam. Meis stortte zich met veel strijdlust op de kwestie omtrent de lonen in de strokartonindustrie en kreeg bij de fabrieksbazen al snel een beruchte naam. Niet voor niets luisterde hij ook wel naar de bijnaam ‘Frees Meis’. Hij had een indrukwekkende reputatie: fabrieksbazen waren geneigd de eisen sneller in te willigen als Meis stakingsleider was. Dit werd ook wel het ‘Meis-effect’ genoemd. Op de Rode Maandagen sprak Fré Meis de stakers toe op een overvol plein aan de Wedderweg in Oude Pekela. In 2002 werd op diezelfde plek een standbeeld van hem onthuld – niet alleen als dankbaarheid voor zijn aandeel in de stakingen, maar ook omdat Fré Meis de destijds achtergestelde sociaaleconomische situatie in Oost-Groningen landelijk op de kaart wist te zetten.

Fré Meis spreekt de arbeiders tijdens de Rode Maandagen toe bij de Wedderweg in Oude Pekela, september 1969. Persfotobureau D. van der Veen, Groninger Archieven

 

 

De sigarenmeisjes van Pekela

In december van 1969 vond in Nieuwe Pekela ook de eerste wilde vrouwenstaking van Nederland plaats. De ‘sigarenmeisjes’ van de sigarenfabriek Champ Clark legden het werk neer nadat de fabrieksbazen hadden geweigerd hun lonen te verhogen. De sigarenmeisjes eisten namelijk hetzelfde loon als hun mannelijke collega’s. Het initiatief tot staking kwam vanuit de sigarenmeisjes zelf, waardoor de staking als ‘wild’ werd bestempeld. Zo’n vorm van staken bracht wel risico’s met zich mee, want zonder de steun van een vakbond konden de sigarenmeisjes ontslagen worden voor werkweigering.

Met ondersteuning en advies van Fré Meis, die al snel betrokken raakte bij de vrouwenstaking, maakten de sigarenmeisjes een zogenoemde ‘steunlijst’. Ze gingen langs de deuren om handtekeningen en financiële bijdragen op te halen en stonden in de kou met spandoeken bij de fabriek. De sigarenmeisjes haalden het landelijke nieuws – in december 1969 wemelde het in Nieuwe Pekela van de pers. Ook de landelijke vrouwenbewegingen verklaarden zich solidair met de sigarenmeisjes van Champ Clark. Ook vrouwen in andere Pekelder fabrieken legden het werk neer.

Na twee weken staken ontvingen de sigarenmeisjes hun ontslagbrief. Op dat moment besloten de stakende vrouwen de vakbond in te schakelen om tot een onderhandeling te komen. Fré Meis gaf de vrouwen snel een ‘spoedcursus’ over omgang met de vakbond. In de gereformeerde kerk van Nieuwe Pekela legden ze hun eisen op tafel. De bond ging vervolgens in onderhandeling met de directeuren van de sigarenfabriek Champ Clark. En wel ja: na vier weken staken zeiden de fabrieksbazen de loonsverhoging toe. De vrouwen vierden hun overwinning in het café – met rookworst en bier!

Als gevolg van de vrouwenstaking in Nieuwe Pekela kwam er een CAO voor de gehele nationale tabaksindustrie in Nederland. Bovendien werden de lonen in het noorden van Nederland gelijkgetrokken met de lonen in de Randstad. Het loon van de sigarenmeisjes ging van 32 gulden per week naar 58 gulden per week. Met hun strijd voor gelijk(waardig)heid werden de sigarenmeisjes, al dan niet bedoeld, een voorbeeld voor zowel andere fabrieksarbeiders als een voorbeeld voor de feministes van de Tweede Feministische Golf.

De voormalige Champ Clark fabriek, 1979. Het pand is door de gemeente gekocht en de bedrijfshallen zijn afgebroken, maar het woonhuis annex kantoorpand is blijven staan. E. Edens, Gemeente Pekela