8 maart 2021
Aletta Jacobs & andere voorvechters van vrouwenrechten in Oost-Groningen
Door Sanne Meijer
Aletta Jacobs uit Sappemeer schreef geschiedenis als eerste vrouw die afstudeerde aan een universiteit en als eerste vrouwelijke arts in Nederland. Dat nou juist een Groningse die baanbrekende rol vervulde, is niet per se toevallig. Aan het einde van de negentiende eeuw en aan het begin van de twintigste eeuw was Oost-Groningen een broeinest van emancipatiebewegingen, en ook Oost-Groninger vrouwen verenigden zich al vroeg in vrouwenorganisaties. Jacobs stond dan ook zeker niet alleen in haar feministische idealen.
Aletta Henriëtte Jacobs (1854-1929) was nog maar zes jaar oud toen ze besloot om arts te worden – net als haar vader en broer. Dat meisjes en vrouwen destijds niet mochten studeren, hield haar niet tegen. De rest van haar leven zou in het teken komen te staan van vrouwenemancipatie.
Vrees niet de Vrouw der toekomst
Aletta Jacobs groeide op in een ruimdenkend Joods gezin in Sappemeer en ging na de lagere school naar de jongedamesschool, zoals dat gebruikelijk was voor meisjes uit de gegoede burgerij. Al na twee weken besloot Jacobs dat dit niets voor haar was. In juli 1870 behaalde ze haar examen voor leerling-apotheker: een stap in de richting van haar droom. Vervolgens werd ze als eerste Nederlandse vrouw toegelaten tot een HBS. Op de HBS in Sappemeer volgde ze lessen die haar klaarstoomden voor een universitaire vervolgopleiding. Jacobs schreef zelf een brief aan minister Thorbecke, waarin ze verkondigde colleges te willen volgen aan de universiteit. Thorbecke stemde in en op 20 april 1871 schreef Jacobs zich officieel in aan de universiteit. Vijf jaar later behaalde ze haar doctoraal. In 1897 liet ze, met dank aan haar eigen vastberadenheid, haar droom in vervulling gaan: ze promoveerde tot doctor in de medicijnen.
Aletta Jacobs was de eerste Nederlandse vrouw die afstudeerde aan een universiteit én de eerste vrouwelijke arts. Ze begon een huisartsenpraktijk aan de Herengracht in Amsterdam, waar ze ook seksuele voorlichting gaf en vrouwen bekend maakte met voorbehoedsmiddelen. Bovendien zette zij zich op politiek en maatschappelijk vlak in voor vrouwenrechten en vrouwenemancipatie. Zo was ze van 1903 tot 1919 voorzitter van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht (VVK), en maakte ze zelfs een wereldreis om ook buiten Nederland op de hoogte te raken van de situatie van vrouwen. Op 27 september 1919, na de invoering van het Algemeen Vrouwenkiesrecht, sprak Jacobs de woorden: “Vreest niet de Vrouw der toekomst, Broeder!”.
Vruchtbare grond
Dat nou juist een Groningse de rol van ‘eerste vrouw die…’ pakte, is niet per se toevallig. Groningen is van oudsher een vrij progressieve provincie. Dat heeft te maken met de unieke combinatie van een welvarende liberale boerenstand en een actieve socialistische arbeidersklasse. Samen zorgden zij in Oost-Groningen voor vruchtbare grond – niet alleen voor gewassen, maar ook voor vrouwenemancipatie. Op de HBS in Sappemeer en op de Rijksuniversiteit Groningen, waar Aletta Jacobs zich voor inschreef, heerste bijvoorbeeld al een uitermate liberaal klimaat. De verschijning van een vrouw riep dan ook maar weinig weerstand op.
Jacobs stond niet alleen in haar feministische idealen. Rond 1870 begonnen Nederlandse vrouwen zich meer en meer te verenigen in allerlei vrouwenorganisaties. Zij maakten zich sterk voor toegang tot hoger onderwijs en betaald werk en, bovenal, het verkrijgen van het vrouwenkiesrecht. Dit is wat later de ‘eerste feministische golf’ genoemd zou worden. Vaak wordt gedacht dat het feminisme een ‘stads’ of zelfs ‘Randstedelijk’ verschijnsel was, maar niets is minder waar. In de stad Groningen en op het Groninger platteland kwamen vrouwen al vroeg samen om zich in te zetten voor de ‘vrouwenkwestie’. De grootste en bekendste vereniging van Nederland, de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht (VVK), had bijvoorbeeld tal van afdelingen in Oost-Groningen. Die waren het resultaat van de ‘propagandatochten’ van de VVK.
Propaganda en plattelandsvrouwen
Eén van die propagandatochten brachten Aletta Jacobs en haar vriendin en mede-propagandiste Betsy Bakker-Nort in 1906 naar Veendam, Stadskanaal en Winschoten. Het werd een memorabele tocht. Jacobs zou er jaren later over schrijven in haar boek Herinneringen. De reis begon voorspoedig: de vrouwen hadden in Veendam een VVK-afdeling met een volledig bestuur opgericht. De volgende stop was Stadskanaal. Jacobs en Bakker-Nort besloten niet op de paardentram te wachten, maar alvast te gaan lopen. Opeens sloeg het weer om en bevonden de vrouwen zich in een hevige regenbui. Een paar Knoalster vrouwen boden hen vervolgens een schuilplaats en een kop kaneelkoffie aan. Al snel kwam het gesprek op het vrouwenkiesrecht. Jacobs en Bakker-Nort verbaasden zich over het intrinsieke feministische sentiment dat onder deze ‘plattelandsvrouwen’ heerste. Jacobs herinnerde zich later: “[…] wij merkten dat zij geestverwanten van ons waren. Meer dan dat, wij konden van haar nog zelfs een paar nieuwe argumenten opdoen voor ons goed recht.”
Eenmaal opgedroogd en opgewarmd vervolgden de vrouwen hun tocht. Het hotel in Stadskanaal, waar de bijeenkomst van die avond was georganiseerd, bleek echter leeg te staan. Jacobs: “In den tusschentijd waren er toch menschen gekomen om ons te hooren en, veel te blij dat we toch propaganda konden maken voor de goede zaak, gingen we met die menschen het leege huis binnen. […] toen we in de buurt een paar lantaarns hadden geleend en die met touwen hadden opgehangen, was er een uitnemende gelegenheid geïmproviseerd om het publiek te doordringen van de zegeningen van het vrouwenkiesrecht.”
Stop maar liever je kousen
Dit soort propagandatochten leidden tot de oprichting van een groot aantal lokale afdelingen van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht in Oost-Groningen. Vervolgens organiseerden die afdelingen zelf ook lezingen en bijeenkomsten. Zulke middagen of avonden werden aantrekkelijk gemaakt door muziek of theatervoorstellingen. In 1910 opende de openbare vergadering in Bellingwolde bijvoorbeeld “met het zingen van den strijdzang”, gevolgd door een lezing en afgesloten met het toneelstukje ‘Word wakker’. Het was een “gezellige, leerzame avond” aldus het maandblad van Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Op een zelfde manier werden leden geworven en het publiek geïnformeerd door de afdeling in Ter Apel. Na een lezing van een propagandiste die “voor een aandachtig gehoor optrad”, werd bijvoorbeeld het geliefkoosde toneelstukje ‘Stop maar liever je kousen’ opgevoerd.
Oost-Groninger vrouwen die actief waren in deze ‘eerste feministische golf’ zijn bijvoorbeeld Betsy de Beer-Meibergen (Winschoten), Titia van der Tuuk (Nieuwolda), Albertje Dijk-Primé (Winschoten), Gartje Elizabeth Land (Beerta) en Lambertina Franzen (Oude Pekela). De in Winschoten geboren Dientje Dull (1854-1941) verdient een speciale vermelding. Ze was lid van tal van vrouwenorganisaties en één van de initiatiefnemers van de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898. Dit was de eerste keer dat vrouwenorganisaties door het hele land actief samenwerkten. De tentoonstelling werd een enorm succes en wordt gezien als één van de hoogtepunten van de eerste feministische golf.
Overwinning
Al die inspanningen werden beloond: in mei 1919 nam de Tweede Kamer de wet aan waarmee het algemeen kiesrecht voor vrouwen en mannen een feit werd. Niemand minder dan Aletta Jacobs uit Sappemeer was op dat moment voorzitter van de landelijke Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van dat jaar werden er in de provincie Groningen voor het eerst tien vrouwelijke gemeenteraadsleden gekozen– waarvan maar liefst vijf in Oost-Groninger gemeenten.
Aletta Jacobs op de dag van haar promotie (8 maart 1879). Fotograaf onbekend, Groninger Archieven |
Het woonhuis van de familie Jacobs in Sappemeer, foto ca. 1929-1930.Fotograaf onbekend, Groninger Archieven |
Portret van Aletta Jacobs, ca. 1890-1905. Foto H.C. de Graaff, Groninger Archieven
|